De enkel bestaat uit twee gewrichten. Het bovenste sprong gewricht bevindt zich tussen het onderbeen (tibia), kuitbeen (fibula) en sprongbeen (talus). Het onderste spronggewricht of subtalaire gewricht bevindt zich tussen het sprongbeen (talus) en hielbeen (calcaneus).
Enkelinstabiliteit is het gevolg van een ernstige of van herhaaldelijke enkelverstuikingen. Patiënten die een enkelverstuiking doormaken kunnen hiervan volledig genezen mits een adequate behandeling tijdig gestart wordt onder vorm van kortdurende immobilisatie met aansluitend kinesitherapie. Echter, bij een klein groep van patiënten is er toch een evolutie naar een chronische enkelinstabiliteit.
Enkelinstabiliteit verwijst meest frequent naar de instabiliteit van de gewrichtsbanden aan buitenzijde van de enkel. Er zijn 3 gewrichtsbanden die normaal de buitenenkel stabiliseren: het voorste talofibulaire ligament, het fibulo-calcanaire ligament en het achterste talofibulaire ligament. Door scheuren van deze ligamenten die onvoldoende helen kan de enkel onstabiel worden. De enkelinstabiliteit kan ook voortkomen uit slechte neuromusculaire functie of ten gevolge van laxiteit van de ligamenten rond de enkel. Mensen met een varus standafwijking van de achtervoet(hielbeen gekanteld naar binnen), holvoeten of algemene laxiteit, spierzwakte en neurologische afwijkingen hebben een hogere risico om enkelinstabiliteit te ontwikkelen.
De patiënt heeft last van frequente verstuikingen in het dagelijks leven of bij het sporten. Kleine oneffenheden zijn soms voldoende om de enkel te verstuiken. Door de herhaaldelijke verstuikingen kan pijn aanwezig zijn ter hoogte van de gewrichtsbanden. Wanneer er kraakbeenletsels zijn ontstaan, is het enkelgewricht pijnlijk bij beweging en vooral bij belasting.
De diagnose wordt gesteld door de vragen en het vooral het klinisch onderzoek van uw arts, vooral het stabiliteitsonderzoek. Een radiografie wordt verricht, eventueel inclusief zogenaamde stressopnames ter evaluatie van de stabiliteit. MR- onderzoeken zijn zinvol wanneer men andere letsels vermoed of wil uitsluiten bijvoorbeeld kraakbeenletsels. De meest bijkomende letsels zijn o.a. osteochondraal letsels van de enkel en tendinitis of scheur van de peroneus pezen.
In acute situaties is het meestal weinig zinvol om enkelbanden te gaan hechten, tenzij er andere chirurgie zoals het behandelen van een fractuur noodzakelijk is. Bij een acute enkelverstuiking dient vooral de nadruk gelegd te worden op een snelle actieve revalidatie door middel van kinesitherapie, ontstekingsremmers, ijsapplicaties, evt bracing en ontzwellende therapie. Hierbij speelt de kinesitherapie zoals balansoefeningen, coördinatie en optrainen van de spierkracht een zeer belangrijke rol. Vaak wordt de enkel in het begin kortstondig geïmmobiliseerd omwille vitan een te uitgebreide zwelling die eerst dient af te nemen.
bij persisterende klachten ondanks de conservatieve behandelingen kan patient evenueel in aanmerking komen voor een operatieve stabilisatie van de enkel. Er bestaan diverse operatieve technieken ter versterking van de stabiliteit van de enkel. Echter, het type van de ingreep is afhankelijk van een aantal factoren zoals eventuele voorgaande ingrepen, medische voorgeschiedenis, klinische en radiologische factoren.
Via artroscopie of kijkoperatie (een minimaal-invasieve operatie) wordt het enkelgewricht inwendig beoordeeld en behandeld. Door het maken van twee kleine incisies aan meestal de voorzijde worden een camera en hulpinstrumenten ingebracht. Via deze toegang kan inwendig de voorzijde van het enkelgewricht worden schoongemaakt. Littekenweefsel, verklevingen, geïrriteerd slijmvlies en verdikt gewrichtskapsel kan worden verwijderd.
Voor de stabilisatie van de enkelbanden maken wij meestal gebruik van gemodificeerde Brostrom techniek. Er wordt via een snee aan de buitenzijde van de enkel de gescheurde of insufficiente buitenste ligamenten gehechten en verstevigd. Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van botankers om de ligamenten aan te trekken en op te hechten op het bot. Nadien wordt kortdurend een gips aangelegd.
Bij iedere ingreep bestaat er een kans op complicaties. Zo zijn er ook bij deze ingreep de normale risico’s op complicaties bij een operatie, zoals nabloedingen, zwelling, trombose en infecties.
Mogelijke complicaties zoals infectie, wondprobleem, zenuwletsels, … komen slechts zelden voor (<1%).
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat gemiddeld genomen circa 80- 95% van de patiënten tevreden zijn met het eindresultaat op lange termijn. Ongeveer 90 % van de patiënten kunnen terugkeren naar hun sportactiviteiten.
In geval van een operatieve ingreep:
Contactgegevens
Dienst orthopedie
Campus Aalst
Moorselbaan 164 9300 Aalst
Tel: 053 72 42 69
Fax: 053 72 46 46
Orthopedie.Aalst@olvz-aalst.be
Campus Asse
Bloklaan 5 1730 Asse
Tel: 02 300 63 30
Orthopedie.Asse@olvz-aalst.be
Campus Ninove
Biezenstraat 2, 9400 Ninove
Tel: 054 31 20 60
Fax: 054 31 20 59
Orthopedie.Ninove@olvz-aalst.be
Disclaimer
De informatie in deze brochure is van algemene aard en is bedoeld om u een globaal beeld te geven van de zorg en voorlichting die u kunt verwachten. In iedere situatie, en dus ook de uwe, kunnen andere adviezen of procedures van toepassing zijn. Deze brochure vervangt dus niet de informatie die u van uw behandelend arts reeds kreeg en die rekening houdt met uw specifieke toestand. Zijn er na het lezen van deze brochure nog vragen schrijf deze eventueel op en bespreek ze in ieder geval met uw behandelend arts. |